Planologie van de nieuwe dorpen (1465)

Bij de uitgifte tot bedijking wordt bepaald, dat er een kerk gesticht moet worden. De kerk vormt het middelpunt van het nieuwe dorp. Plaatsbepalend voor het dorp is de aanwezigheid van een (oude) kreek, waarvan een deel dienst kan gaan doen als haven.

Als indeling van de meeste vijftiende-eeuwse dorpen op het eiland is gekozen voor het zogenaamde ringdijkdorp. Eén van de belangrijkste elementen is de kerkring met gracht. Rondom de kerkgracht worden huizen, boerderijen en schuren gebouwd. Een ander kenmerk van de nieuwe dorpen is de tussen de kerkring en de zeedijk liggende hoofdstraat: de Voorstraat. Achter de Voorstraat en de kerkring liggen de achterwegen. Buitendijks vormt de haven de verbinding met de buitenwereld. Ook op de zeedijk worden huizen gebouwd. De dorpsvorm wordt mede bepaald door de beschikbaar gestelde ruimte binnen een bedijking en de bodemgesteldheid ter plaatse.  

De oorsprong van deze cirkelvormige of rechthoekige vorm moeten we zoeken in een ver verleden. De oudste Zeeuwse dorpen zijn ontstaan op en nabij een terp of zijn voortgekomen uit vroeg-middeleeuwse burchten. De kerkgracht zou herinneren aan de vroegere slotgracht. De stichters van de dorpen hebben de gracht en de daardoor ontstane ringvorm in hun plan opgenomen, omdat dit een vertrouwde vorm is. Er zijn ook wel voordelen te noemen. Zo kan met de uit de gracht komende grond gelijk het kerkhof worden opgehoogd. Sommelsdijk, Middelharnis en ook andere dorpen op Overflakkee zijn geen echte ringdorpen, maar ring-straatdorpen. Ze worden ook wel sleuteldorpen genoemd, omdat je als je zo’n dorp van bovenaf bekijkt het op een sleutel lijkt: de ronde ring, de Voorstraat is de steel en de haven aan het eind van de sleutel de baard (waarmee je sleutel in het sleutelgat steekt). Beide dorpen zijn in 1465 op ongeveer één kilometer afstand van elkaar gesticht. Andere sleuteldorpen zijn: Dirksland, Nieuwe-Tonge, Oude-Tonge, Ooltgensplaat en Stad aan ‘t Haringvliet.  

Een dorp wordt niet zomaar ergens gesticht. Er wordt duidelijk gekeken wat de beste plaats is. In veel gevallen kiest men –  ter bescherming tegen het overstromingsgevaar – voor een natuurlijke hoogte: een kreekrug. Een kreekrug is de vulling van een oude stroomgeul, bestaande uit zand en klei. Het omliggende veen, met klei afgedekt, klinkt veel sneller in dan de vulling van de geul, die als een rug in het landschap zichtbaar wordt. De beste manier om zoveel mogelijk huizen op een kreekrug te kunnen bouwen is het maken van een straat midden over de lengte van de kreekrug met aan weerszijden huizen: de Voostraat. In sommige plaatsen is het hoogteverschil tussen Voorstraat en Achterwegen meer dan een meter. Als eerste worden de erven langs de Voorstraat uitgegeven en bebouwd. Als deze zijn volgebouwd, wordt verder gebouwd rond het kerkhof en op de dijk. De dijken zijn zeer dicht bebouwd op smalle kavels. De bebouwing langs de Voorstraat staat op ruime percelen, de bebouwing van de Ring staat deels op kleine, deels op grotere percelen los van elkaar.