Problemen in de polder (1731, 1745)

De uitwatering van de polders gebeurt van begin af aan via natuurlijke lozing. Veelal wordt het overtollige water door middel van uitwateringssluizen geloosd op de havens. Bij natuurlijke lozing wordt geen gebruik gemaakt van bemaling door een poldermolen of een gemaal. In de achttiende eeuw krijgen twee oude polders, Dirksland (1416) en Oude-Tonge (1438) problemen om van het water af te komen. De besturen van deze twee polders besluiten een poldermolen te stichten. 

Dirksland

De polder Dirksland is de oudste polder van Overflakkee. Door latere bedijkingen en  aandijkingen is het in de achttiende eeuw een binnenpolder geworden. De polder Dirksland ligt relatief laag ten opzichte van de jongere polders. Hierdoor ontstaan er met enige regelmaat problemen met het lozen van het overtollige polderwater. De lozing op de haven en de spuikolk is geen succes, omdat deze steeds verzanden. Hierdoor moeten grote kosten gemaakt worden om de haven op diepte te houden. Het overtollige water moet dus een handje worden geholpen. In 1731 wordt daarom een poldermolen gebouwd en ook nog eens een boezem gegraven en kaden en bekade boezem­wei­den aangelegd. In de havendijk komt een tweede uitwaterings­sluis om het uitgemalen water sneller op de haven te kunnen lozen.

In het begin van de twintigste eeuw voldoet de molen niet meer. In 1914-1915 besluit het polderbestuur de gehele wateraf­voer te verbeteren door verrui­ming van watergangen, reconstructie en verbetering van de voorboe­zem èn het ombouwen van de windmolen tot een dieselge­maal. Hierbij worden de wieken en de kap verwijderd en een deel van de romp gesloopt. Inmiddels doet het gebouw geen dienst meer als gemaal. Nabij Molenzicht in Dirksland is een deel van de romp van de molen nog te zien. De afwatering van de polder Dirksland werkt tegenwoordig op een andere manier.  

Oude-Tonge

Vanaf de inpoldering van het Oudeland van Oude-Tonge gaat de uitwate­ring van de polder door sluisgang en dus zonder bemaling. Enkele latere aandijkingen gaan ook hun water lozen via het Oudeland. Deze polder is vrij laag gelegen, waardoor problemen ontstaan om het water kwijt te kunnen. In 1745 wordt besloten aan de oostrand van de polder een poldermolen te bouwen. Om de molen bij te staan, zeker bij windstil weer, wordt in 1882 nabij de molen een hulp­stoomge­maaltje geplaatst. In 1924 is het nodig de bemaling te verbeteren door in de molen een motor te plaatsen. Door een riemoverbrenging kan de motor op het scheprad gekoppeld worden. De molen heeft dan zijn langste tijd gehad. In 1938-1939 wordt de waterafvoer van de polder verbeterd, waarbij de poldermo­len en het hulpstoom­ge­maaltje worden afgebroken en vervangen door een nieuw gemaal. Dit gemaal heeft inmiddels weer plaatsgemaakt voor een ander gemaal op dezelfde plek. 

De afwatering van polders is tot op de dag van vandaag iets wat de aandacht vraagt. Zeker bij zware en langdurige regenval kunnen stukken land onder water komen te staan. Tegenwoordig is waterschap Hollandse Delta hier verantwoordelijk voor. Op verschillende plaatsen staan moderne gemalen, maar lange tijd zijn het polderbesturen, bestaande uit de plaatselijke boeren, die vaak met weinig geld moeten zorgen dat de polders droog blijven.