Ondergang van de visserij in Middelharnis (1910)

In januari 1910 vergaat in een sneeuwstorm op de Noordzee de visserssloep MD 1 ‘Luctor et Emergo’ uit Middelharnis. Hierbij komen dertien bemanningsleden om het leven. De Raad voor de Scheepvaart onderzoekt de staat van onderhoud van het schip en komt tot de conclusie dat het houten schip wel oud, maar toch zeewaardig moet zijn geweest

In 1912 vergaat de MD 3 ‘Anna’. In de periode 1860-1914 vergaan veertien Middelharnisse schepen, waarbij 121 vissers zijn verdronken. Ook slaan er zo nu en dan vissers overboord of komen om bij andere ongelukken aan boord. De vis wordt duur betaald.

Middelharnis heeft dus duidelijk een visserijverleden. Aan het eind van de negentiende eeuw varen nog zo’n twintig houten schepen, elk met dertien bemanningsleden. De jongste is het ‘Kofjekokertje’, een ventje van ongeveer twaalf jaar, die allerlei klusjes aan boord doet waaronder koffie zetten en schoonmaken. Een beeld van het ‘Kofjekokertje’ staat aan de haven van Middelharnis. 

In het laatste kwart van de negentiende eeuw gaat de visserij van Middelharnis langzaam achteruit. De vissersschepen zijn verouderd, maar de scheepsreders zien het niet zitten grotere en modernere schepen te kopen. Ook de haven is niet berekend op grotere schepen. De reders besluiten de schepen dan maar te verkopen. Van de twintig schepen rond 1900 is er in 1920 nog één in de vaart en enkele jaren later wordt ook die verkocht. De vissers moeten ander werk zoeken. Een groot aantal van hen vertrekt naar andere vissersplaatsen, of zij gaan werken in de Rotterdamse haven. 

Middelharnis heeft een visserijverleden dat eeuwenlang teruggaat. Anders is dat met de dorpen op Goeree: Ouddorp, Goedereede en Stellendam. Daar wordt de visserij in de tweede helft van de negentiende eeuw steeds belangrijker. Er wordt dan zelfs een echt vissersdorp gesticht: Goedereede Havenhoofd. Ouddorp krijgt dan ook een haventje. De vissersschepen van deze dorpen zijn aanzienlijk kleiner dan die van Middelharnis. De vissers van Middelharnis gaan heel ver de zee op tot wel voor de kust van Noorwegen en soms zelfs tot bij IJsland, terwijl de Goereese vissers meer voor de Hollandse kust vissen.