De komst van gemeenten (1811)

In de Bataafs-Franse tijd is er veel veranderd. Allerlei zaken worden nu centraal geregeld. De plaatselijke rechtspraak door schout en schepenen komt te vervallen en de heerlijke rechten worden voor een deel afgeschaft.

In 1798 treedt de Staatsregeling voor het Bataafse volk in werking. Er is dan geen onderscheid meer tussen dorpen en steden, het worden gelijke bestuurlijke en administratieve eenheden: de gemeenten zijn geboren. In de eerste jaren van de negentiende eeuw volgen allerlei bestuurlijke veranderingen elkaar in rap tempo op. Zo wordt onder de regering van Lodewijk Napoleon de zelfstandigheid van de gemeenten flink ingeperkt om vervolgens ten tijde van de Franse overheersing (1811-1813) geheel te verdwijnen. Met de bestuursreglementen van 1814 en 1815 wordt definitief de basis gelegd voor de gemeenten.

In de praktijk worden de nieuwe gemeenten gevormd uit het gebied, dat voor die tijd tot een ambachtsheerlijkheid heeft toebehoord. Deze heerlijkheden worden niet opgeheven, maar de macht en invloed ervan is aanzienlijk verkleind. Het gemeentebestuur bestaat uit een schout en een gemeenteraad. Voor het dagelijks bestuur wordt de schout bijgestaan door assessoren, die vanaf 1851 wethouders worden genoemd. De benaming schout wordt in 1825 vervangen in burgemeester. De benoeming van de schout/burgemeester gebeurt nu niet meer door de ambachtsheer, maar door de koning. De raadsleden worden na een voordracht door het plaatselijk bestuur door gedeputeerde staten benoemd. 

Op Goeree-Overflakkee worden meerdere gemeenten gevormd. Vaak zijn het voor die tijd al afzonderlijke heerlijkheden. Een uitzondering vormt Den Bommel. Dit dorp maakt lange tijd samen met Ooltgensplaat onderdeel uit van de heerlijkheid Sint Adolfsland en wordt wel gezien als aanhangsel van Ooltgensplaat. Eerst in 1811 worden beide dorpen gescheiden. Den Bommel en Stad aan ’t Haringvliet worden samengevoegd. In 1816 worden dit twee aparte gemeenten. 

Stellendam en Goedereede zijn vanaf 1811 één gemeente, maar in 1817 worden zij gescheiden. Ook in 1811 wordt de commune Dirksland gevormd, bestaande uit vier afzonderlijke heerlijkheden, namelijk Dirksland, Melissant, Onwaard en Roxenisse. Uiteindelijk wordt in 1816 de oude situatie weer grotendeels hersteld. Er zijn nu vier gemeenten: Dirksland, Melissant, Onwaard en Roxenisse. In 1857 worden de laatste drie samengevoegd tot de gemeente Melissant.

Door de Hoge Raad van Adel worden gemeentewapens vastgesteld. Vaak worden de oude heerlijkheidswapens hiervoor gebruikt. Zijn die er niet dan wordt een nieuw wapen ontworpen. Het duurt nog bijna veertig jaar – in 1851 – voordat er een Gemeentewet komt, die de rechten en plichten van de gemeenten echt goed regelt. In 1852 krijgen de burgemeesters een onderscheidingsteken in de vorm van een ambtsketen.